-
1 het slachtoffer van zinsbegoocheling zijn
het slachtoffer van zinsbegoocheling zijnDeens-Russisch woordenboek > het slachtoffer van zinsbegoocheling zijn
-
2 het slachtoffer van een misvatting zijn
het slachtoffer van een misvatting zijnVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het slachtoffer van een misvatting zijn
-
3 slachtoffer
♦voorbeelden:het slachtoffer van zinsbegoocheling zijn • être victime d'une hallucinationeen onschuldig slachtoffer • une victime innocente〈 schertsend〉 wie is het volgende slachtoffer? • qui est la prochaine victime? -
4 jouet
-
5 proie
proie [prwaa]〈v.〉♦voorbeelden:être la proie de • het slachtoffer zijn vanen proie à • ten prooi aanêtre en proie à une maladie • door een ziekte geplaagd wordenf -
6 être la proie de
être la proie de -
7 être le jouet des événements
être le jouet des événementsDictionnaire français-néerlandais > être le jouet des événements
-
8 aufsitzen
-
9 jouer
jouer [zĵoe.ee]2 speculeren (op) ⇒ wedden (op), gokken (op)3 spelen ⇒ doen alsof, toneelspelen5 werken ⇒ in werking zijn, bewegen♦voorbeelden:jouer aux cartes • kaartspelenjouer avec sa santé • met zijn gezondheid spelenjouer sur un mot, sur les mots • een woordspeling makenc'était pour jouer • het was voor de grapjouer sur la bonté de qn. • op iemands goedheid speculerenjouer de malchance • pech hebbenjouer du bâton • de stok hanteren, met de stok slaanjouer du couteau • het mes hanterenjouer du piano • piano spelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 spelen♦voorbeelden:jouer le désespoir • doen of men wanhopig isjouer les hôtes • als gastheer, gastvrouw optredenfaire jouer une pièce • een toneelstuk opvoerenjouer les victimes • het slachtoffer uithangenqu'est-ce qu'on joue au Rex? • welke film draait er in de Rex?jouer cent francs sur • honderd frank inzetten op♦voorbeelden:se jouer des difficultés • de moeilijkheden spelenderwijs overwinnence morceau se joue au piano • dit stuk is voor pianov1) spelen2) speculeren, gokken (op)3) toneelspelen, acteren4) bespelen, hanteren5) in werking zijn, bewegen7) inzetten [spel]8) bedriegen -
10 name
adj. iemand met een reputatie; beroemd; betreffende een naam--------n. naam; "nick"-: koosnaam; reclame; gewaardeerd iemand; titel--------v. benoemen, noemen; opnoemen; thuisbrengenname1[ neem] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 reputatie ⇒ naam, faam♦voorbeelden:1 enter/put down one's name for • zich opgeven/laten inschrijven voorcould you leave your name, please? • zou u uw naam willen opgeven?take someone's name in vain • iemands naam ijdel gebruikenwhat's-his/her/its-name? • hoe heet hij/zij/het ook al weer?, dingeswhat's in a name? • wat zegt een naam?he knows all his students by name • hij kent al zijn studenten bij naamI know him by name • ik ken hem van naama man by/of the name of Jones • iemand die Jones heet, een zekere Jonestake one's name off the books • zich laten uitschrijven (als lid)keep one's name on the books • ingeschreven blijven staanhe hasn't a penny to his name • hij heeft geen centI can't put a name to him • ik kan hem niet precies thuisbrengenI can't put a name to it • ik weet niet precies hoe ik het moet zeggenfirst name • voornaam〈 voornamelijk Brits-Engels〉 second name • familienaam, achternaamhe has a name for avarice • hij staat als gierig bekenddrag someone's name through the mire • iemands naam door het slijk halencall someone names • iemand uitschelden/beschimpena name to conjure with • een naam die wonderen verricht, een invloedrijke naamlend one's name to • zijn naam lenen aanin the name of • in (de) naam van, omwille van→ big big/————————name2〈 werkwoord〉1 noemen ⇒ benoemen, een naam geven♦voorbeelden:she was named after her mother, 〈 Amerikaans-Engels ook〉she was named for her mother • ze was naar haar moeder genoemd5 name the day • de trouwdag/huwelijksdatum vaststellen6 the victim has been named as John Smith • de naam van het slachtoffer is vrijgegeven; het is J.S. -
11 misvatting
♦voorbeelden:een algemene misvatting • a common fallacy/erroreen misvatting wegnemen • dispel a fallacy -
12 thrust
n. stoot, duw; steek; drijfkracht (van vliegtuig)--------v. duw, geduwdthrust1[ θrust] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stoot ⇒ duw, zet4 beweging ⇒ streven, richting————————thrust2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 stoten♦voorbeelden:thrust something upon someone • iemand ergens mee opschepen -
13 speelbal
♦voorbeelden:hij gebruikt hem tot zijn speelbal • il s'en sert comme d'une marionnette -
14 prooi
-
15 stranden
1 [aanspoelen] be cast/washed ashore2 [mislukken] fail3 [de reis niet kunnen voortzetten] be stranded4 [met betrekking tot een schip] run aground/ashore ⇒ be stranded♦voorbeelden:een onderneming zien stranden • 〈ook; als toeschouwer〉 be in at the death; 〈 als slachtoffer〉 be defeated in an undertakingal mijn pogingen strandden op zijn onverzettelijkheid • all my attempts foundered on his obstinacy4 laten stranden • cast/drive/run ashore/aground
См. также в других словарях:
Hans Van Themsche — (born 7 February 1988 in Wilrijk, Antwerp, Flemish Region of Belgium) was, at age 18, a student who, in the city of Antwerp, shot three people; life threateningly injuring one and killing two, before being stopped by a police bullet. His… … Wikipedia
Hendrik Conscience — Hendrik C … Deutsch Wikipedia